Bekijk deze nieuwsbrief in de browser
 
logo

Kèk Efkes - Jaargang 6 Nummer 38 - 15 mei 2024

Inhoudsopgave

1. Inhoudsopgave

2. Van de Voorzitter

3. Actueel

4. Wandeling op het kerkhof 2

5. Beeldbank vraag

6. Oude Dijk: waarom "oud" en waarom "dijk"?

7. Archeokout

8. Steilranden en akkers in het Liempdse landschap

9. Toponiem verklaard

10. Gosewijn Steenwech in Liempde in 1320

11. Het Gilde Sint Antonius Abt deel 4

 

Van de Voorzitter

De Poffers van de Kleuskes

Activiteiten in het kader van 10 jaar MUBO (Museum Boxtel

De afgelopen periode, respectievelijk op 21 april en 5 mei, hebben de gidsen van onze Erfgoedvereniging, Kees Quinten en Arnold van den Broek twee geslaagde rondleidingen verzorgd. Het onderwerp was respectievelijk: 'Liempde goed bewaard, maar toch springlevend' en 'De historie van de Liempdse parochiekerken en haar dodenakkers.'  De rondleiding van Kees bracht de deelnemers via een in ontwikkeling zijnde cultuurhistorische route langs een aantal interessante monumentale panden. Arnold bezocht met zijn deelnemers oa. diverse religieuze locaties en het grafmonument van de Familie Mahie.

Op deze dagen was 's middags Expositieruimte De Kleuskes geopend. De publiekstrekkers waren hier een drietal poffers van de drie dames Kinderen Van der Velden, 'de Kleuskes.' Dankzij Els Vissers zijn deze waardevolle kledingstukken bewaard gebleven en volledig in hun oude luister hersteld. Dit laatste met dank aan een restaurator die anoniem wil blijven. De poffers, maar ook andere kledingstukken zoals klepzeikers en snelzeikers uit het bezit van de Kinderen van der Velden maakten bij de vele bezoekers tal van verhalen en anekdotes los over deze karakteristieke Liempdenaren. Mannen droegen vroeger vaak een klepzeiker, met een klep die naar beneden geklapt kon worden en de vrouwen snelzeikers, waarbij het kruis open was. Handig als je lang onderweg was. Het waren twee gezellige en interessante middagen die de moeite van het bezoeken waard waren. In het BD van 22-04 is hier uitgebreid aandacht aan besteed.

Voor degenen die dit gemist hebben is er nog een mogelijkheid op woensdagavond 19 juni. Dan zullen na afloop van de zomeravondwandeling van ons lid Wim van Erp met als onderwerp: 'het onderwijs in Liempde' de poffers van De Kleuskes nog eenmaal te bezichtigen zijn.

Harrie Raaimakers

Foto 3 poffers Kinderen van der Velden: uit het archief van de restaurator.

 

Actueel

Hedenavond 15 mei om 19:00 uur Zomeravondwandeling - vertrek bij D'n Liempdsen Herd. 

 

Wandeling op het kerkhof 2

Ik kijk naar de grafzerk van Toon van Breugel. Ik wilde hem graag nog eens ontmoeten, maar het kwam er niet van. Hij paste wel eens op toen wij, kinderen van de collega van zijn vader, nog jong waren en sliep bij ons op de jongenskamer. Ik luisterde naar wat hij Cor, mijn oudste broer, vertelde over het heelal. Dat sterrenstelsels uit ontelbare sterren bestonden, dat waren allemaal zonnen, en dat het aantal planeten zoals de aarde even goed onnoembaar groot was. Het heelal was zo uitgestrekt dat de afstanden gemeten werden in lichtjaren. Wat hij vertelde verbijsterde me. Die kennis kwam uit het onbekende, niemand had er ooit over gesproken. Op dat moment drong tot me door dat er mensen waren die een bijzondere kennis bezaten. Ik nam me voor die mensen te leren kennen.

En nu ligt hij daar, Toon. Vijf jaar jonger dan ik.

Even later houd ik mijn pas in bij het graf van Kobus. Kobus Lange. Hoeveel jaar is het geleden dat ik hem in De Vlaswiek bezocht? Daarvoor had ik hem maar één keer gesproken, als kind, toen ik de Rooise Weg afliep. Hij stond voor de boerderij van Dierking aan de andere kant van een houten hek, in overall en laarzen, en vertelde dat voorjaarsgras niet goed was voor veulens. Daar zat teveel voedsel in, de veulens groeiden er te hard van, ze kregen slappe botten. Op zijn kamer in De Vlaswiek vertelde een verzorgster dat Kobus in de oorlog uit een trein was gesprongen, boven de Rijn, toen hij op weg was naar een concentratiekamp. En dat hij op de boerderij waar hij zijn leven lang werkte, sliep bij het vee en leefde van mulkse pap. Ik schreef daar een gedicht over. Later hoorde ik van Theo Bressers dat het meeste dat over Kobus verteld werd, een mythe was.

De pastoors van Liempde liggen in een perk bij elkaar. Ik maakte alleen pastoor Kluijtmans mee en ik zie zijn magere, oude vingers weer voor me, boven de miskelk terwijl ik er wijn en water over giet vanuit glazen ampullen. Als ik aarzel met de wijn, zegt hij: ‘Giet dat laatste er nou ook nog maar bij. Vooruit!’

Ik heb één helft van het kerkhof gezien en ga op zoek naar Bertje op de andere helft. Hij was mijn eerste vriendje en stierf op driejarige leeftijd. Ik was vijf. In het verhaal: 'Morgen ben ik beter', te vinden in het boek De kleine jongen en de rivier, vertel ik over zijn ziekte en dood. Altijd als ik op het kerkhof kom, om de twee of drie jaar, bezoek ik zijn graf. Dat wordt nog altijd goed onderhouden, er staan bloeiende planten bij. Maar die worden langzaam verdrongen door een struik. Zijn zus Doris houdt het graf bij, neem ik aan, al 71 jaar. Het ovalen portret van Bertje ontbreekt al jaren. Ik zag het bij een bezoek op het zand liggen. Ik weerstond de verleiding het mee te nemen, zodat ik een foto van Bertje had. Het is nooit teruggeplaatst. Ik mis die foto.

Op sommige grafstenen rondom Bertjes graf zijn geboorte- en sterfjaar identiek. 

Daar is het graf van Joke, Jo van den Biggelaar. Ik bezocht hem vlak voordat hij stierf in 2005 en sprak een middag lang met hem. Luisterde naar zijn levensverhaal. Schudde mijn hoofd bij het leed waarover hij vertelde. Ik ging als kind graag met hem om.

Joke is vlak bij zijn zus, moeder en vader begraven. Als ik het graf van zijn vader zie, krijg ik het gevoel dat ik nog altijd een appeltje met hem te schillen heb. Hij schoot mijn tamme kauw waar ik zielsveel van hield, dood met zijn buks. Hij schoot op alles wat vloog. Ik ben nog altijd boos. Maar hoe zwaar de buks ook is die ik zou kunnen aanschaffen, de kogel waarmee ik schiet, zal hem niet kunnen inhalen. 

Daar ligt Leo van den Broek, mijn meester van de tweede en derde klas. Hij leerde mij schrijven. Daar is het graf van Jan van den Boogaard. Daar ligt meester Van Bergeijk. Herinneringen genoeg die naar boven komen bij het lopen langs hun graven.

Ik bedenk terwijl ik verder loop dat een kerkhof meer is dan een laatste rustplaats voor de doden. Zij is vooral een begraafplaats van geheimen. Er is een graf waarop staat: ‘Hier wacht de verrijzenis’. Willen we daar echt bij zijn? Als de engel na het blazen van de bazuin zou voorlezen wat de doden bij leven verborgen hielden en bij de wederopstand wordt geopenbaard, breekt er gegarandeerd een oorlog uit. Verrezenen zullen zich bewapenen met schoppen nu ze weten hoe de vork aan de steel zit en de schuldigen te lijf gaan, nog voordat Jezus Christus kans krijgt het Laatste Oordeel uit te spreken. Een geoliede gang naar hemel of hel zit er dan niet meer in. 

Ik mis mensen die ik op mijn wandeling nog een keer had willen ontmoeten: juffrouw Van de Wiel die mij in klas 1 lezen leerde en zo mooi voorlas dat de klas na het luiden van de bel bleef zitten om het hele verhaal te kunnen horen. Kees van Aarle met wie menig robbertje vocht, opa Verhagen die mij altijd met zijn wandelstok achter de boerderij uit joeg ook al was ik uitgenodigd mee naar binnen te gaan.

Er is een graf dat mij altijd aangrijpt als ik over het kerkhof loop. Aanvankelijk kan ik het niet vinden. In mijn herinnering ligt het ergens anders. Bovendien lijkt het 180 graden gedraaid. In 1950 werden drie jongens doodgereden op de Oude Rijksweg terwijl ze achter de fanfare aan liepen. Ze gingen letterlijk met de muziek mee en liggen nu naast elkaar in één graf. 

De mannen die het kerkhof hebben aangeharkt, vertrekken op hun fiets, hoewel een bord bij de ingang aangeeft: ‘Geen fietsen op het kerkhof.’ Een vrouw komt aanwandelen. ‘Ik ben geboren in de Ceulse Kaar. Die ken je toch wel? Mijn vader en moeder en vijf broers besloten te emigreren naar Canada, maar ik kon niet mee, want mijn verloofde werd ziek. Ik moest bij hem blijven en daarom loop ik nu dus nog altijd hier rond. Hij leerde me paardrijden, want we hadden vier rijpaarden. Hij zette me gewoon op een paard en zei: 'Rijden maar.' Ik dacht, dat leer ik nooit. Maar het lukte wel. Ik heb veel paard gereden.’ Wat een vrouw, dacht ik. Maar toen deed zij die godslasterlijke uitspraak. ‘Ik kom hier nooit te liggen. Ik laat me cremeren.’ ‘Waarom?’ ‘Mijne man zei: 'Ik wil gecremeerd worden. Ik zeg je niet waarom. Ik heb dingen gezien en daar ga ik je niks over vertellen.' Hij wilde me dat besparen.’ ‘Als ik het goed begrijp laat je je cremeren om iets waarvan je niet weet wat het is, je niet bevalt?’ ‘Klopt precies.’ ‘Is dat niet vreemd?’ ‘Mijne man zei het. Dus doe ik het.’ Ik schudde het hoofd. ‘Gelukkig gaat dat voorlopig nog lang niet gebeuren.’ ‘Denkte gij da?’ ’Ja, je bent nog zo jong.’ ‘Hoe oud ben ik dan?’ ‘Tweeënzeventig.’ ‘Drieënnegentig. En mijne man werd 96.’ ‘Ik hoop dè ge toch nie vlam vat en nog even mooi as ge nou bent begraven wordt.’

Ik loop terug naar de smeedijzeren poort in de beukenheg. Volgens de overlevering is de beukenheg om het kerkhof niet alleen bedoeld als voer voor meikevers. Ze houdt de geesten van de doden tegen die ’s nachts het kerkhof willen verlaten om in de huizen te spoken en met spullen te gooien. Wellicht helpt ze ook te voorkomen dat wij te vaak met onze herinneringen het kerkhof op lopen. Helpt ze ons de doden uit het zicht te houden zodat ook wij rust kunnen vinden.    

Jasper Mikkers

 

Beeldbank vraag

Deze foto staat nog niet in de beeldbank. Wie is dit?  

Kan iemand de vraag beantwoorden? Bij voorbaat dank.

Els Vissers

 

Oude Dijk: waarom “oud” en waarom “dijk”?

We hebben een aantal 'dijken' in Liempde die als weg bekend staan. De Molendijk is wel de bekendste, een ander voorbeeld is de Wessendijk of de Broekdijk. Een kenmerk van deze wegen is wel dat ze door nat/laag gebied liepen, waarvoor een verhoging nodig was. Voor de Molendijk was dat het natte Dommeldal, voor de Wessendijk was dat de Groote Waterloop en voor de Broekdijk was dat De Scheeken. Een voordeel bij de aanleg van een weg, voor natte of niet bewoonbare gebieden, is dat de weg vaak recht aangelegd kan worden. Het kronkelen van de huidige Kasterensestraat laat zien wat er aan de hand is als er veel bewoning is.

De Oude Dijk is een van de meest rechte wegen van Liempde, die pas vanaf ongeveer het sportpark De Roode Bleek een dijkachtig karakter krijgt. Via de digitale hoogtekaart (AHN4) is dat nu nog goed te zien. Vanaf 1320 is bekend dat daar de Boxtel-Liempdse gemeijnt Mosven lag (zie illustratie), een flink stuk gemeenschappelijk gebruikte gronden. Midden in de gemeijnt lag onder Liempde een grote waterplas. Doordat het én nat was én onbewoond, is die weg destijds aangelegd om, voor de Liempdse rechthebbenden, van de gemeijnt gebruik te kunnen maken. De weg is dus zeker oud te noemen. In 1838 werd de weg voor een deel nog opgehoogd, toen werd de weg Boxtelse Dijk genoemd, later (in 1889) Grote Dijk of Dijk op Boxtel en sinds 1907 heet de weg Oude Dijk in Liempde. In Boxtel wordt de weg 'De Oorsprong' genoemd.  

Ger van den Oetelaar

 

Archeokout 34

Hoevaak denkt u aan het Romeinse Rijk? Deze vraag ging in september 2023 viral op tiktok. Het moet een grap zijn geweest, wellicht een tegenwicht tegen de 34 keer per dag dat mannen en de 19 keer per dag dat vrouwen aan seks denken. En vooral een tegenwicht tegen al die verloren tijd en treurige onderzoeken die daaraan worden gewijd. De nonsens regeert. De verrassing was dat vele mannen antwoordden dat ze wekelijks of zelfs wel tot driemaal daags aan het Romeinse Rijk dachten. Waarom? Wat triggert die gedachte? De oorlog, het machogehalte, de gezamenlijke achtergrond van zoveel verschillende mensen in onze multiculturele samenleving? Denken we net zo vaak aan Napoleon en Hitler? Ach dat is geen vergelijking. Het Romeinse Rijk bestond ruim 1200 jaar en als je het Oost-Romeinse Rijk erbij neemt zelfs 2200 jaar. Op het toppunt besloeg het 6 miljoen vierkante kilometer en woonden er een slordige 120 miljoen mensen.

Maar als het dan de viriele uitstraling is en het vertoon van macht en kracht, wat zegt dat over onze mannen? Komen ze dan toch van Mars? Het Romeinse Rijk was geen lieflijk wereldrijk, wel enorm georganiseerd. Is dat aantrekkelijk? Het uitmoorden van bevolkingsgroepen, vrouwen en kinderen eerst, de slavernij, willen we dat terug? Ja ze hebben wegen aangelegd, kanalen gegraven, havens en steden gebouwd. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze  een periode van vrede hebben bewerkstelligd, de Pax Romana, al was het alleen maar uit lijfsbehoud en bestendiging van het keizerrijk. Bovendien was de vrede helemaal niet vredig.

De Brabanders uit die tijd hebben het geweten, Gaius Julius zou met zijn gajes West-Europa onderwerpen tot aan de Rijn. De volkeren daarbuiten noemde hij Germanen, daarbinnen waren het Kelten. En zo moest het blijven. De Usipeten en Tencteren, die vluchtten voor de Sueven en vanuit het noord-oosten de Maas overstaken, zijn in 55 v.Chr. onder Luik vernietigd. Dat waren binnenvallende Germanen, althans zo noemen we ze in navolging van Gaius Julius, maar het waren wellicht gewoon Kelten van buiten de door hem gewenste grens. De "eigen" Nerviers en Eburonen waren daarna aan de beurt, grotendeels weggevaagd in 51 v. Chr.. En daar zit je dan als Romeins Rijk met een gedecimeerde bevolking, onvoldoende landbewerking om de legers te voeden en een tekort aan slaven en soldaten. Maar daar hadden even later keizer Augustus en zijn consul Agrippa het volgende op gevonden: volksverhuizing! Geef land aan behoeftige delen van buurtvolken en je hebt onderdanen die daarna loyaal zullen zijn.

En zo zijn we rond 30 v.Chr. aan de Bataven gekomen.  De Bataven vormden een kleine deelgemeenschap van de Chatten uit Hessen die een eigen gebied zochten en uit opgravingen blijkt dat ze vermoedelijk Keltisch waren. Ze mochten in het Romeinse Rijk het gebied tussen de rivieren en de zandgronden in het noorden van Brabant bewonen en hoefden geen belasting te betalen als ze maar voer en vechtjassen leverden. Het waren dappere strijders die het ver schopten in de Romeinse legers en samenleving, ze mochten na 25 jaar trouwe dienst zelfs Romeins burger worden. De frequentie waarmee de Bataven aan het Romeinse Rijk dachten zal wel hoger gelegen hebben dan die van onze huidige heren.

De Bataven hebben hun bazen onder leiding van Drusus goed geholpen in de pogingen ook het gebied ten noorden van de Rijn te bezetten. Een uitbreiding tot de Elbe, dat wilde Augustus graag, hoewel Gaius Julius dat niet zo zag zitten, maar die was toen al lang en bruut aan zijn einde gekomen. Allerlei veldtochten in noordelijke en oostelijke richting werden ondernomen, maar het succes was gering.

De klapper was de Varusslag ofwel de slag in het Teutoburgerwoud in het jaar 9 n. Chr.. Onderleiding van Varus liepen de Romeinen door een list in een hinderlaag van de Cherusken die aangevoerd werden door Arminius, een Germaan die in Rome een opleiding had genoten, gevochten had in het leger en Romeins burger was geworden. De 'trouwe' Arminius zou Varus helpen een opstand in het noorden te bedwingen en hun legers trokken samen op tot ze iets ten noorden van het huidige Osnabrück een enge doorgang tussen een moeras en een heuvelrij tegenkwamen...

De hinderlaag en de daaropvolgende driedaagse strijd kostte 25 duizend Romeinse soldaten het leven en Varus pleegde zelfmoord. Augustus zag verder af van de voorgenomen uitbreiding van het Romeinse Rijk tot de Elbe. Arminius heeft nog 10 jaar de Germanen verenigd en geleid tot ook hij vermoord werd. Dit zou gezien kunnen worden als het ontstaan van de limes als noordgrens van het Romeinse Rijk.

Zo, nu heeft u weer voor enige tijd uw quotum aan gedachten aan het Romeinse Rijk bereikt. En wilt u even lekker onderuitgezakt over de Varus-slachting lezen? Dan is er een in het Nederlands vertaald boekje: Teutoburg van Manfredi.

Jaap van der Woude

 

Steilranden en akkers in het Liempdse landschap

De steilranden (of akkerwallen) die de overgang vormen van de hoge akkers naar het Dommeldal zijn op de meeste plaatsen nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Sommigen denken foutief dat die steilranden door de stromende Dommel ontstaan zijn. Oorspronkelijk waren die begroeid met bijvoorbeeld ondoorlaatbare vlechtheggen. Van de dichte begroeiing die het vee en het wild destijds van de akkers weg moesten houden is echter vrijwel niets meer terug te vinden. Aan de rand van de Smalderakker treffen we een steilrand aan van één tot twee meter, vervolgens een diepe sloot en dan de beemd van het Dommeldal. Plaatselijk staan er nog een paar knotwilgen.

De overgang van de Kerkakker naar het Dommeldal is minder scherp, maar nog wel herkenbaar. Het hoogteverschil bedraagt globaal een halve meter. Langs het fietspad naar Olland is weer een echte steilrand te zien. Het hoogteverschil tussen de hoge akker en het grasland is circa één meter. De Natuurwerkgroep Liempde heeft langs  deze steilrand een rij knotwilgen geplant. Een stuk is aangeplant met een houtwal. Hier is plaatselijk een bramenstruweel ontstaan. Dit geeft een beetje een beeld van hoe het er vroeger uitgezien kan hebben. De bijgevoegde illustratie van Annelies Ebregt geeft de oorspronkelijke situatie erg goed weer. Niet allen de akkerwal/steilrand maar ook de door menselijke activiteiten opgehoogde akkers zijn goed zichtbaar. Gelukkig kunnen we deze relicten van de  landschapsgeschiedenis nog op veel plaatsen in het Liempdse landschap zelf zien.

Ger van den Oetelaar

 

Toponiem verklaard

Dommel

Namen in de loop der tijden en zoals bekend vanaf de 8e-eeuw:

8e-eeuw              Durhmala

8e--eeuw             Duthmella

8e-eeuw              Dutmale

8e-eeuw              Dudmala

8e-eeuw              Duthmala

12e-eeuw            Dumella

14e-eeuw            Ditmella

1413                      Didmella

1588                      Domella

1662                      Dummela

Hypothesen over de verklaring van de naam:

  1. (ind.germ) dhu = draaien, duizelen, mal(l)a = plek, vlek (met enige verbeelding); verwilderde rivier
  2. Dodde = riet, dud = moeras, stroom door moerassig terrein met veel rietgroei.

(er is tot op heden niemand die zich aan een bindende uitspraak durft te wagen).

Toponiemen met Dommel:

Dommelakker(ke)

Dommelbeemd

Dommelhooi

Dommelkant

Dommelweike

Dommelweide-sluis

Uit: Liempdse contreien in naam door de eeuwen heen, door Frits Beelen 2002; pag. 234-238. Het boek is te koop voor € 10,00 in de Erfgoedkamer. Elke woensdagmiddag open van 14:00 tot 16:00 uur of op afspraak via info@kekliemt.nl.  

 

Gosewijn Steenwech in Liempde in 1320

Het artikel dat Jan Sanders schreef in “Schatten van Vught” gaf ook veel informatie over een Gosewijn Steenwech die al erg vroeg een aantal keren voorkomt in de Liempdse archieven, de eerste keer in de cijnsregisters van de heer van Helmond in 1320 waarbij hij belasting / cijns moet betalen. Later in 1336 koopt hij gronden in de buurt van Tuijtelaar (nu De Geelders) Everard Clinkart en later in 1336 ook delen van de Bodem van Wilhelm Kortrok van Casteren. De illustratie geeft een sfeerbeeld van die gronden destijds. Wie was Goossen Steenwech. Volgens Jan Sanders: Een Goossen (Gosewijn) Steenwech was er herhaaldelijk schepen in ’s-Hertogenbosch tussen 1334 en 1404. Wellicht is dat een zoon van de in Liempde genoemde. De verschillende Goossen moeten verschillende naamdragers geweest. Mogelijk waren er in ook niet-schepenen met deze naam. Een Goossen Steenweg bezat in 1394 een hoeve in ‘Werghareshusen’ in Vught maar dus ook stukken van de huidige Geelders.  Die Goossen was een zoon van Henrik Steenwech en Jutta. Goossen was een vermogend en invloedrijk persoon in ’s-Hertogenbosch. Hij bezat een groot huis (mansio) in de Hinthamerstraat en was tot aan het schepenjaar 1404/1405 diverse jaren schepen. Deze Goossen had drie zonen, Goossen, Henrik en Klaas. Ook die komen in de Liempdse stukken voor.

Ger van den Oetelaer

 

Het Gilde Sint Antonius Abt deel 4

Het Gilde van Sint Antonius Abt deel 4 

Het Gilde na de Franse Tijd 

Onderhoud aan de Schutsboom.

In het jaar 1921 heeft Nicolaas van Haaren, herbergier van het Wapen van Liempde en timmerman de opdracht om een nieuwe spriet op de schutsboom in het Antoniusbos te zetten. De gemeente heeft deze betaald. De kosten bedroegen 1 gulden en 10 stuivers. 

Claim van het Gilde Sint Antonius Abt.

In de raadsvergadering van 24 april 1824 komt een rekest aan de orde dat is ingediend door de overheid van het Gilde St Antonius. In dit rekest maken gildekoning Leonardus Strijbosch, de dekens Evert van de Sande, Lambertus van Mensvoort, Johannes Smulders, Arnoldus van der Staak en vaandrig Willem van Rijsingen aanspraak op het Antoniusbos. Dit bos is gelegen gemeten vanaf het gemeentehuis in de driehoek van de huidige Dorpsstraat, Vlasspreistraat, Keefheuvel. Op dit perceel staan ook de schutskooi en de wapenpaal (schutsboom). Burgemeester en Wethouders trekken hun conclusie en leggen deze voor aan de gemeenteraad:

Geen der leden van het tegenwoordige bestuur draagt enige kennis dat het gilde Sint Antonius enig bos ook hoegenaamd in eigendom toebehoord als zijnde er een lid van het oud bestuur aanwezig aan wie deswegens niets bekend is. Het gilde heeft nimmer enige lasten betaald en het eigendom door het gilde is op relevi of kohier niet bekend. Ook bij de kadastrale opmeting voor het nieuwe kadaster onlangs gedaan van gronden en gebouwen heeft niemand zich gemeld dat van dit perceel cijnse aan de heer van Helmond en van Boxtel ooit te hebben betaald als ook aan het Domijnkantoor  te Sint Oedenrode, terwijl de schutboom van de 3 alhier bestaande gilden door de gemeente is aangekocht en onderhouden wordt de benoeming van het Sint Antoniusbos aan het stuks land in vroeger dagen schijnt gegeven te zijn en door de gemeente wellicht aan de gilden het gebruik vroegen heeft toegestaan, aldaar te verzamelen en dat terrein tot het schieten van de vogel of anderszins te gebruiken en evenals aan meeste grondeigenaren het regt van voorpoting is verleend zonder dat zij daardoor enig recht van eigendom op die grond is verkregen. Het gemeentebestuur doet hierbij aanmerken dat der gilden geen titel, of bewijs bezitten voor eigendom van dit bos en zich enkel basseren op ene losse nota van den oud secretaris van Ham thans notaris te Boxtel. 
- Om het besluit van de gemeente extra te onderbouwen zijn nog enkele andere argumenten aangehaald - Het gemeentebestuur besluit daarom dat het verzoek der Gilden behoort te worden gedeclineerd en van de hand te worden gewezen.

Liempde

Burgemeester G. van Eijndhoven                             Secretaris B. Cuijpers

Koning Willem 1 reist langs Liempde.

Op 20 juni 1829 krijgt burgemeester Evert van der Sande van commissaris Snijben van het district Den Bosch het volgende bericht:

Zijne Majesteit Willem 1 , Koning der Nederlanden, Groothertog van Luxemburg en Prins van Oranje-Nassau zal 21 juni (de volgende dag dus) door Eindhoven langs den Steenweg (Oude Rijksweg) naar den Bosch reizen. De burgemeester wordt dringend verzocht, ondanks het korte tijdsbestek, de Hoogstsche op de meest plechtige wijze te ontvangen. De Gilden kunnen zich met al derselve versierselen langs de weg worden geschaard terwijl Uwer aan het hoofd der  plaatselijke bestuur in een geschikt lokaal in de nabijheid der grenzen van de gemeente Zijne Majesteit zoude kunnen afwachten. Ik laat ten dezen aanzien alles volgaarne aan uw eigen doorzigt over en verlaat mij verder geheel op Uw bekende verkeleefdheiden den Koning en bereidvaardige toetreding in alles wat van Uwe tot verheerlijking van Hoogstdeselve wordt gevorderd.

De commissaris van District den Bosch

Snijben 

De Belgische opstand.

Naar aanleiding van de Belgische Opstand tegen Koning Willem 1  richt burgemeester Evert van der Sande zich 6 november 1830 met de volgende publicatie tot de Liempdse gemeenschap:

De burgemeester van Liempde in overweging gemeend hebbende de menigvuldige aanschrijvingen van hoger authoriteiten van krachtdadig mede te werken tot het houden van rust en ziende de droevigen en noodlottige lijden waarin zich het geheel Koninkrijk bevindt, en welke rampen deze provincie kunnen overkomen, en ziende het nadere teren der Gildens hetgeen in deze omstandigheden geheel, strijdig zouden wezen. Zoo is het dat burgemeester voornoemd heeft gevonden te bepalen zooals geschied bij deze dat het teren van Gilden Cicilia en Ambrosius 1) zal worden uitgesteld en geen plaats zal hebben zoolang deze zoo betreurenswaardige lijden blijven voortduren. Gelaste de ouders en overste  van bizonder bezorgt te wezen dat door hunne kinderen of onderdanen geene opruiige kreten of verwensingen worden uitgelaten het welke van de ouders, familie en soms van de gehele gemeente nadelig gevolg zouden kunnen hebben gelast dat hieraan het stipste zal worden voldaan.

Liempde 6 november 1830

 1) Cicilia en Ambrosius worden hier door het gemeentebestuur als Gilden betiteld maar zijn niet als zodanig bekend. Hier worden waarschijnlijk het koor en de bijenbond bedoeld. Ook zij moeten zich onthouden van hun jaarlijkse festiviteiten.

Jan van de Sande

 

Erfgoedvereniging Kèk Liemt


Keefheuvel 20, 5298 AK Liempde
E-mail: info@kekliemt.nl