Inhoudsopgave
- Inhoudsopgave
- Van de voorzitter
- Actueel
- Rabo clubsupport van start
- Lezing 80 jaar bevrijding van Liempde
- Ook dit is Liempdse geschiedenis
- Archeokout
- Beeldbankvraag
- De Keefheuvel van toen
- Naamgeving van het Liempdse goed Te(r) Velde
- Toponiem verklaard
- Boek Kasteren
- Familie Beetz
|
|
|
Van de Voorzitter
Spaaractie “Op Liemt Gemunt”
Op initiatief van OVL (Ondernemersvereniging Liempde) werd in 2009 in ons dorp de spaaractie OLG (Op Liemt Gemunt) geïntroduceerd. OLG was een van de 3 deelprojecten van de projectgroep het 'Wij-Gevoel' van SPPiLL. Het doel van deze actie was een positieve impuls te geven aan de verhouding tussen ondernemers, verenigingen en inwoners en zo de synergie te verhogen. En dat is zeker gelukt! Helaas is er nu een einde gekomen aan deze spaaractie. De belangrijkste reden hiervoor is dat de actie niet paste binnen de bedrijfsfilosofie van supermarktketen Boon's die zich onlangs hier heeft gevestigd. Hierdoor viel een groot deel van de “muntenomzet” weg.
Het werkte als volgt. Een consument die bij een van de aangesloten ondernemers een bedrag besteedde kreeg, afhankelijk van de hoogte van dit bedrag, een aantal muntjes van de desbetreffende ondernemer. Op 3 locaties waren muntverzamelrekken geplaatst. Hier werden de muntjes in de buis van de vereniging, stichting of organisatie gestopt die men wilde sponsoren. Vervolgens droeg de organisatie van OLG er zorg voor dat de bedragen naar rato en in de vorm van waardebonnen onder de verenigingen werden verdeeld. In totaal is er door de aangesloten Liempdse ondernemers, 14 in totaal, € 330.000,00 (bijna 2.500.000 muntjes) in de actie gestoken. De prijs van de munten bedroeg voor de ondernemers € 0,15. Hiervan ging € 0,11 naar de deelnemende verenigingen en € 0,04 iwas voor organisatiekosten en consumentenacties. De afgelopen jaren is er dus maar liefst een bedrag van totaal € 242.226,00 in de vorm van waardebonnen aan de 42 aangesloten verenigingen, stichtingen en organisaties in Liempde gedoneerd. Met deze waardebonnen konden de verenigingen, stichting en organisaties inkopen doen bij de aangesloten Liempdse ondernemers.
Op zaterdag 31 augustus jl. zijn door vertegenwoordigers van alle bedrijven aangesloten bij OLG op originele wijze voor de laatste maal waardebonnen uitgereikt aan de Liempdse verenigingen. Het totaal bedrag bedroeg € 13.053,00. Alle 42 verenigingen, stichtingen en organisaties werd een zilverkleurige koffer uitgereikt. Hierin stond niet alleen het bedrag vermeld wat dit jaar aan de vereniging werd uitgereikt maar ook het totaal bedrag dat de vereniging, stichting of organisatie de afgelopen 15 jaar heeft ontvangen. Kèk Liemt heeft de afgelopen 15 jaar een bedrag van € 2.476,45 bij elkaar gespaard met OLG-munten.
Namens onze vereniging en ook de stichting die er in 2009 mee startte, dank ik de ondernemers voor hun bijdrage aan het Liempdse verenigingsleven en de organisatie voor het vele werk dat de afgelopen 15 jaar door hen is verricht.
Harrie Raaimakers |
|
|
Actueel - literaire fietstocht
Literaire fietstocht >>> de start van de najaarsactiviteiten 50 jaar Kèk Liemt.
Kek Liemt bestaat vijftig jaar, om dit te vieren beginnen de najaars-feestelijkheden met een literaire fietstocht. Op zondag 29 september a.s. starten we 10:00 uur bij het voormalig raadhuis van Liempde, nabij Hanne mi de Moor. Deelname is gratis en aan het einde van de fietstocht staat er een kopje koffie of thee op je te wachten.
Iedereen weet dat Liempde een dorp is met een grote rijkdom aan cultuur. Over weinig dorpen zijn daarom zoveel boeken geschreven. Liempde bezit ook iets waarvan lang niet iedereen op de hoogte is en dat toch bijzonder genoemd mag worden: een poëzieroute. Op zes plaatsen binnen en buiten de bebouwde kom zijn gedichten te vinden. Die zijn gegraveerd in metalen platen en geplaatst tussen het groen bij het Concordiapark, de oude spoorwegovergang in Kasteren, Landgoed Velder en nog drie andere plekken. Het wordt tijd dat we wat meer te weten komen over die gedichten. Kèk Liemt heeft de schrijver ervan, ons lid Jasper Mikkers, gevraagd onze gids te zijn bij een tocht op de fiets waarbij we al die plekken aandoen.
Jasper is bij oude Liempdenaren beter bekend onder de naam Jac. Zijn vader was politieman in Liempde en woonde aan de Parkstraat. Jac ging op zijn dertiende naar het seminarie van de kapucijnen in Oosterhout en daarna naar Tilburg om Rechten en Nederlands te studeren. Maar eigenlijk is hij nooit weg geweest, want hij kwam steeds terug. Waarschijnlijk zullen we bij onze fietstocht niet alleen bij de gedichten halthouden en luisteren naar de uitleg van Jasper, ook doen we enkele plekken aan die een rol spelen in De kleine jongen en de rivier. Dat is een boek vol verhalen die spelen in het Liempde van vroeger en ook door Jasper is geschreven. Iedereen is van harte welkom deel te nemen aan de fietstocht. Er is een boekje met daarin, naast de zes gedichten van Jasper, acht gedichten van Victor Vroomkoning over Boxtel en twee van Albert Megens over Esch. Dat boekje is voorafgaand aan de fietstocht voor 5 euro te koop bij de schrijver.
Foto: omslag dichtenbundel. |
|
|
RABO clubsupport van start
Ook dit jaar doen wij mee met RABO clubsupport en kun je dus als lid van de RABObank stemmen op Erfgoedvereniging Kèk Liemt.
Elke stem staat voor een bepaald bedrag, wat aan het einde van de stemperiode bekend wordt gemaakt. Je kunt stemmen t/m 24 september a.s. Laat je stem niet verloren gaan en denk aan onze vereniging. Immers in het jaar dat Kèk Liemt 50 jaar bestaat, kunnen we elke cent goed gebruiken.
Ga naar http://www.rabo-clubsupport.nl/ en zoek op Kek Liemt.
Je krijgt een persoonlijke code en je kunt stemmen.
DOEN. Je steunt er onze en dus ook jouw vereniging mee. |
|
|
Lezing 80 jaar bevrijding van Liempde
Morgen, maandag 16 september, houdt onze secretaris Arnold van den Broek een lezing over 80 jaar bevrijding van Liempde in bezoekerscentrum D'n Liempdsen Herd. De toegang is gratis. Aanvang 19:30 uur. Inloop vanaf 19:00 uur.
In zijn lezing staat Van den Broek stil bij de manifestaties in den lande en in onze regio rond 80 jaar Vrijheid. Een begrip dat vandaag de dag geen vanzelfsprekendheid is. Het accent ligt niet zo zeer op de bevrijding van Liempde, daar start op 20 oktober a.s. een fietstocht over met als gidsen onze voorzitter Harrie Raaimakers en de spreker van morgen.
Maandagavond komt onder andere aan de orde de Liempdse oorlogsslachtoffers, waaronder zijn 'missing in action', vliegenier oom Arnold van den Broek, waarnaar hij is vernoemd; het verboden oorlogsmonument en de diverse bevrijdingsfestiviteiten na 1945, waarbij de trek naar Boxtel -een van de foto's in het weekblad Brabants Centrum van afgelopen donderdag en de foto op de agendapagina van bezoekerscentrum D'n Liempdsen Herd.-
Foto: een van de overgebleven panelen van de bevrijdingsoptocht uit 1955. |
|
|
Ook dit is Liempdse geschiedenis
We zijn er al lang aan gewend dat banken hypotheken verstrekken, maar in het historisch onderzoek komen we dat nog weinig tegen. Bij het onderzoek voor het Kasterenboek van Kèk Liemt (Ger van den Oetelaar cs. redactie) zien we het al vroeg opduiken. De nog jonge Boerenleenbank waar sinds 1910 kassier Jan van Gerwen (1871-1951) de scepter zwaait verleent in 1916 een hypotheek voor een Kasterense hoeve die gekocht is door Martinus Biemans. Hij woonde al sinds 1906 in deze hoeve. Hij leent geen geld van lokale geldschieters zoals gebruikelijk, maar de 48-jarige Martinus krijgt een flinke hypotheek (4%) ter waarde van Fl 4.500 bij de Liempdse Boerenleenbank. Het onderpand is de hoeve met stal en schuur onder één dak en een schop met bijna vijf hectare grond. Namens de Liempdse Boerenleenbank ondertekent hoofdonderwijzer Cornelis Goossens -die destijds woonde in het onderwijzerspand (thans Keefheuvel 20)- (1859-1921). Als illustratie de locatie van de eerste Boerenleenbank, Barrierweg 14. Van 1910 tot 1940 was hier ook de Boerenleenbank gevestigd. In 1951 start huisarts P. Batenburg hier zijn praktijk met daarbij een kleine apotheek. Deze draagt hij in 1965 over aan huisarts R.A.M. van Laere.
Ger van den Oetelaar |
|
|
Archeokout 37
Na het potje moord en doodslag van ruwweg 57 vbj (voor het begin van de jaartelling) tot 70 nbj werd het de Romeinse overheersheren toch wel duidelijk dat het met louter wapengekletter niet beter ging worden in hun perifere achtertuin. Ze hadden de dromen weliswaar al wat bijgesteld van de Elbe tot de Rijn, maar verandering van het `wat' was onvoldoende. Vooral het `hoe' was de haard van van het kwaad. Daar moest iets op gevonden worden, iets met stroop en azijn.
Het azijn hadden ze over zichzelf afgeroepen. Allerlei lokale volkeren moesten met enige tegenzin soldaten leveren, die vervolgens goed opgeleid werden in de Romeinse krijgskunst. Hardstikke gevaarlijk dus, want die waren natuurlijk totaal onbetrouwbaar als het om lokale conflicten ging. Arminius en Julius Civilis zijn sprekende voorbeelden. Zeer bekend met de Romeinse methoden en wraakzuchtig door hen aangedaan familieleed hadden ze beide met meer fortuin de Romeinse overheersing teniet kunnen doen. Dat was niet voor herhaling vatbaar. Dus werden de legeronderdelen gedelokaliseerd. Geen lokale soldaten meer in de plaatselijke ordetroepen. De Bataven en Friezen die al diensten hadden verricht in de strijd tegen de Keltische verzetsvrouwe Boudica werden nu vooral ingezet in Engeland. De Kaninefaten dienden in Algerije, de Tungren werden in de Balkan gestationeerd of zelfs in Mauretanië. Langs de Limes werden Italianen, Spanjaarden en Fransen geplaatst. Veel van de verspreide vechtjassen namen hun gezinnen mee en dat had een globaliserend effect. Echte arbeidsmigranten dus, die wel keurig in kazerneachtige nieuwbouw gehuisvest werden, daar kan onze maatschappij nog wat van leren, Vrilkhoven incluis.
De stroop bestond er uit dat de lokale elite een bestuursverantwoordelijkheid werd aangesmeerd. Die elite werd daarmee dus de handlanger van de bezetter. Maar hoe stond het ervoor met die elite? De Kelten hadden zeker een hierarchie, naar laatstelijk onderzoek gereguleerd volgens de vrouwlijke lijn. Die hierarchie was hevig aangetast door Gaius Julius en zijn slopersbende. De Nerviërs en de Eburonen waren zo zwaar gedecimeerd dat van die kant weinig elitairs te verwachten was. Het Brabantse land werd nu bewoond door de Toxandriërs, waarvan eigenlijk niemand weet wie dat waren en waar ze vandaan kwamen. Vermoedelijk was het een samenraapsel van wat nog resteerde van de oude Belgische Keltenstammen en wat overrijnse immigranten die een leeg land aantroffen. Ze boerden vooral vee op een uitgeleefde bodem die al vanaf de bronstijd geleden had onder de menselijke expansie. Van overproductie en handel zal geen sprake zijn geweest, de verschuivende raatakkers hadden de grond uitgeput en de bossen waren gesneuveld onder de houtbehoefte. De Romeinse tijd, met de bijbehorende bevolkingsaanwas en verschuiving, was uiteindelijk het toppunt van de natuurverschraling. De vraag is ook of er veel contact was tussen de Toxandriërs en de Romeinsgezinden. Die leefden en floreerden in de buurt van de (water)wegen en niet in de Brabantse binnenlanden. In het noorden van Brabant zaten de Bataven die het land van de Romeinen gekregen hadden en vermoedelijk langs wegen en rivieren wat naar het zuiden afzakten. Ze zaten in Esch, maar niet in Acht. De elite van de aldus gedesorganiseerde Brabantse bewoners was zeer afhankelijk van de grillen van de bezetter en moest dus wel hielen likken en bruine armen halen.
Een tweede stroopsmering bestond uit de culturele versmelting. De globalisering heeft daar natuurlijk aan meegewerkt. Binnen het leger waren er soldaten van heinde en verre met hun gezellen. Bovendien hadden de terugkeerders andere culturen meegemaakt. Er was een grote mate van godsdienstvrijheid en als het zo uitkwam deden de Romeinen met alles mee dat nog paste binnen hun pantheon. Zo was de tempel van Empel een Keltisch heiligdom dat overging in een gebedsplaats voor Hercules Magusanus. De eerste is Romeins, maar de tweede werd vooral vereerd door de Bataven, en waarschijnlijk al eerder door de Eburonen. Men twist nog over een Germaanse of Keltische oorsprong, maar de Keltische lijkt logischer. Er is later nog een altaar voor Magusanus van die tempel vlakbij in Gestel opgedoken, de kruimel van Ruimel (zie foto). Een ander voorbeeld is de godin Nehaleniae, een Keltische godin uit de Scheldestreek die vele Romeinse altaarstenen als offer mocht ontvangen.
Naast de arbeidsmigratie mag ook de godsdienstvrijheid van de Romeinen sommige politici hier ten voorbeeld gesteld worden. De Romeinen noemden de bewoners buiten het Rijk de Barbaren. In sommige opzichten mogen wij ons dat als buitenrijkers wel aantrekken, maar laten we eerlijk zijn: de genocidale bezetters uit de periode rond 1 vbj gedroegen zich echt barbaars, ondanks een paar minder ongunstige randjes zoals globalisering en culturele vrijheid.
Jaap van de Woude
afb. Ruimel |
|
|
Beeldbankvraag
Leden van het voormalige seniorenkoor "Zingen doet leven" genieten van een uitstapje. Wie weet de namen?
Antwoorden kan via info@kekliemt.nl. Bij voorbaat hartelijk dank.
Els Vissers |
|
|
De Keefheuvel van toen
Een van de plekken in Liempde waar veel herinneringen uit mijn kindertijd aan ‘vastkleven’ is het eerste gedeelte van de Keefheuvel, van het gemeentehuis tot aan de Vlasspreistraat.
Ik was een jaar of zeven toen ik op een bergje zand dat bijeen was geveegd in een hoek tegen gemeentehuis, een kauw vond. Prachtig zwart en ongeschonden. Toch was hij dood. Dat kon ik niet begrijpen en moeilijk accepteren. Nestelde hij in het torentje op het gemeentehuis en was hij zich doodgeschrokken toen de sirene op een maandag om twaalf uur keihard was beginnen te loeien? Ik nam hem liefst mee, onder mijn blouse. Kauwtjes waren altijd onbereikbaar. Ze vlogen hoog rond de toppen van de Italiaanse populieren bij de kerk en om de kerktoren.
De vogel lag vlak bij de trap die naar beneden leidde, naar de deur van het cachot. Daar, in een ruimte onder het gemeentehuis, werden dieven en moordenaars opgesloten. Die kregen niks anders te eten dan spinnenwebben en gebakken schoenzolen. Kinderen die kattenkwaad uithaalden, werden daar ook wel eens opgesloten, volgens vader Toon Schalkx uit de Parkstraat. Pas veel later vernam ik dat het cachot een noodgevangenis was. Dronken vechtjassen of zwervers kregen er een of twee dagen onderdak voordat ze naar het politiebureau in Boxtel werden gebracht.
Hier, aan de zijkant van het gemeentehuis, kwamen om de twee jaar alle kinderen van klas een en twee van de lagere school bijeen om het achterspatbord van hun fiets wit te laten schilderen. Kinderfietsen hadden meestal geen achterlicht. In elk geval lichtte zo het achterspatbord op in het licht van de koplampen als een auto hen van achter naderde.
Tegenover het gemeentehuis, aan de andere kant van de Keefheuvel, was een klompenmakerij. Er lag meestal een hoge stapel boomstammen aan de straat, populieren waar jonge, glanzende scheuten uit groeiden. Op een dag brandde het bedrijf af. Terwijl hij zout op de jonge aardappelen op zijn bord strooide, vertelde vader dat boeren die het moeilijk hadden, soms hun boerderij in brand staken om geld te kunnen beuren van de verzekering. Het was zaak, zei hij terwijl zijn lippen glansden van de botersju, altijd uit te zoeken wat de oorzaak van een brand was. Meer dan eens ook merkte hij op als er een heftig onweer was losgebarsten en de bliksem her en der krakend insloeg: ‘Er zal wel weer een boerderij afbranden.’ Een boer wachtte meestal op het onweer voordat hij er de fik in stak. Mijn vader vertelde ook wat een pyromaan was. Dat dat bestond! ‘Ik let er altijd op of iemand met voldoening naar het afbranden van een huis staat te kijken. Dat zou hem wel eens kunnen zijn.’ Hij voegde eraan toe dat het een ziekte was. ‘Hij kan er niks aan doen. Hij geeft toe aan een onweerstaanbare dwang.’ Hij kan er niks aan doen? Die benadering was nieuw voor mij.
Iets verderop, voor het patronaatsgebouw, was een grasveldje. Daar voetbalden de jongens uit het dorp. Uitgetrokken kleren waren doelpalen. Ze speelden met vliegende keep. Steeds opnieuw moest de bal uit de diepe sloot gevist worden die langs de straat liep, langs de achtertuinen van de huizen aan de Dorpsstraat. Het water in die sloot was grijsblauw en stonk. Mooswater was de naam ervoor. De oever was glibberig. Als een jongen bij het pakken van de bal uitgleed, zakte hij tot over zijn enkels in een vettige brij. Het was onmogelijk de stank er later vanaf te schrobben. De bal belandde ook regelmatig in de tuin van gemeentebode Schoemacher. Het was zaak hem daar als de wiedeweerga vandaan te halen, voordat de vrouw van de gemeentebode naar buiten kwam gestiefeld en hem in beslag nam. Vooral als de bal een raam trof, kon ze flink opspelen.
Het patronaatsgebouw had een belangrijke functie in het leven van het Liempdse kind. Elke keer, en dat was bijna elk jaar, als er een nieuwe film van De Dikke en De Dunne uitkwam, werd die in het patronaatsgebouw vertoond. Een hoogtepunt in het jaar. Chocolademelk en spritsen werden uitgedeeld uit vierkante ijzeren dozen. Gejoel. Gegil. ‘Stilte! De film begint.’ Er werd ook wel eens een toneelstuk opgevoerd. Zo werd een toneelbewerking van Repelsteeltje op het podium gebracht door oudere kinderen uit het dorp. Het zoontje van de gemeentebode (Frans, redactie) was de valse Repelsteeltje, meisje Putmans de betoverende molenaarsdochter.
In het patronaatsgebouw was ook de dorpsbibliotheek. Elke zondagmorgen kregen kinderen traktement oftewel zakgeld. Oudere meer dan jongere. Ook in Liempde. Met dat geld werd snoep gekocht in een winkeltje op de Keefheuvel, bij Smulders, voorbij gemeentebode Schoemacher: bazookakauwgom, spekkies, jodenvet. Er zaten strips bij de kauwgom met, maar misschien vergis ik me, Sjors en Sjimmie. Bij andere snoep kregen we foto’s van sporters: wielrenners (Tymen Groen), atleten (Fanny Blankers-Koen). Ik kreeg van mijn moeder extra traktement, vijf à vijftien cent. Om boeken te lenen in de bibliotheek. Die was op zondagochtend open. Ik liep er in mijn eentje naartoe, want mijn broers en zussen hadden geen interesse in boeken. Ik leende er twee of drie. Al snel had ik alle kinderboeken die ik interessant vond, gelezen en zocht naar andere boeiende leesstof. Dat waren boeken die speelden in verre landen waar avonturiers en detectives gevaarlijke tochten ondernamen. Maar die waren bestemd voor twaalfjarigen, zestienjarigen of volwassenen. Ik had het geluk dat ons dienstmeisje Riek van de Laar bibliothecaresse was. ‘Die zijn niet geschikt voor jou.’ ‘Maar ik wil ze toch lezen.’ ‘De boeken voor jouw leeftijd staan daar.’ ‘Die heb ik allemaal al gelezen.’ Ze bekeek wat ik uitgezocht had, richtte haar blik op me, pakte de stempel en drukte de datum af waarop ze ingeleverd moesten worden. ‘Neem ze maar gauw mee.’
Van volstrekt andere aard was het abattoir, een klein bakstenen gebouw met een brede, dubbele deur. Dat stond aan het begin van het veldje (nabij thans Keefheuvel 16.) Noodslachtingen vonden erin plaats. Koeien werden ernaartoe gebracht, bij uitzondering een paard. Als het dier naar binnen was geleid, gingen de deurhelften dicht. Wanneer die weer werden opengedaan, hing er een bloederige romp aan een stalen buis die met twee kettingen aan het plafond was vastgemaakt. Vier poten zonder huid maar nog wel met hoeven stonden opzij tegen de muur. Ingewanden, massieve, bleekblauw blazen, waren naar een hoek geschoven, net als de huid. Op een tafel keken wenkbrauw- en wimperloze ogen vanuit een gevilde kop naar het eigen karkas. De vloer was bedekt met een smurrie van stukjes half verteerd gras.
In het patronaatsgebouw was ook de school voor voortgezet gewoon lager onderwijs (VGLO) ondergebracht, ook zevende klas en stomschool. Hoofd der school Henk van den Broek gaf er les aan jongens die geen middelbare-schoolopleiding deden na klas zes. Meester Henk,die een broer was van Meester Leo, die meester was op de lagere school, woonde naast het patronaatsgebouw (thans Keefheuvel 20, redactie.) Op de hoek van zijn huis stond een regenton en het kraakheldere water daarin zat altijd vol muggenlarven. Als het deksel eraf ging, doken ze knikkend naar beneden. En naast meester Henk woonde meneer Theo Prinsen (thans Keefheuvel 18, redactie) die op het orgel in de kerk speelde. En daarnaast de familie Van Haaren (thans Keefheuvel 16, redactie.) De sfeer binnen dat gezin was rauw, warm en ongecompliceerd. Het had één bijzonder kenmerk: de kinderen waren een geliefde voedingsbodem voor steenpuisten. Een van de jongens, hij zat bij mij in de klas, ontwikkelde op zeker moment een ‘knoert van jewelste’. Toen hij die uitkneep op het punt van volledige rijpheid, vele klasgenoten keken gespannen toe, kwam er een niet aflatende stroom stijve, bleekgele pasta uit. Het grensde aan een wonder. In elk geval was het een record.
Uitersten aan indrukken konden kinderen opdoen op en rondom het grasveld aan de Keefheuvel.
Als het geregend had, stonden de kuilen van het veldje vol plassen. Dan … Er zijn teveel herinneringen aan deze bijzondere plek. Volgende maand nemen we wellicht een andere plek onder de loep.
Jasper Mikkers
Foto evklooo436 Het wit maken van het achterspatbord met meester Leo van den Broek |
|
|
Naamgeving van het Liempdse goed Te(r) Velde
Onderzoek in aktes van voor 1500 waarin Te(r) Velde in Liempde voorkomt, leert dat er geen overeenkomsten qua eigendommen, locaties of betrokken personen zijn tussen de aktes waarin de toponiemen voor Velder (Vellaer respectievelijk Veller) voorkomen. Een voorbeeld is de beschrijving van Liempde goed Te(r) Velde in 1730. Jan Adriaens van Runt, oud ca. 31 jaar (in 1730) inwoner van Liempde. Mechel, vrouw van Lambert Hanschoenmakers, oud ca. 50 jaar (in 1730), inwoonster van Liempde, schoonzus van Antonij Jenneken weduwe van Poulus Weehamers, oud ca. 82 jaar (in 1730), inwoonster van Liempde en Jan Peters van Sochel, inwoner van Liempde (requirant), zou het vruchtgebruik toegezegd hebben gekregen. Wouter Antonij Hanschoenmakers, lag destijds ziek in bed en had beloofd het vruchtgebruik van een huis over te dragen voor iemand zolang die leefde. Dat betreft het huis genoemd de Hoef ter Velde in herdgang de Berg. Jan Aarts van de Laar, was getuige toen het werd gezegd over het vruchtgebruik. Uit deze en de volgende akte blijkt dat het goed Te(r) Velde in Den Berg ligt. In een akte van 1740 wordt aangeven dat dit goed Te(r) Velde ca 34 lopensaet (bijna 7 ha) groot is. In 1740 wordt het goed vererfd. Er zijn twee erfdelen, een voor Adriaen Anthonij Hanschoenmakers en de andere voor Henderick van Abeelen als man van Annemarie dochter van Anthonij Hanschoenmakers. Uit deze akte blijkt ook dat er tweetal percelen (zie afbeelding) tot het goed behoren die 'Het Duijfhuijs' genoemd, waarschijnlijk liggen die aan de Liempdse zijde van de Dommel tegenover kartuizerhoeve Het Groot Duijfhuis.
Ger van den Oetelaar |
|
|
Toponiem verklaard
Kerkakker
Akker en akkercomplex gelegen in het gebied “de Berg” nabij het oudste kerkgebouw van Liempde: de St. Janskapel. Deze kapel lag op de rand van het Dommeldal, zuidelijk van dit riviertje, en was mogelijk van oorsprong een kapel bij het herengoed “ten Kerchove”. Of alle Kerkakkers ook toebehoorden aan de kerk? Er bestaan pachtovereenkomsten van de hoeve en van percelen (o.a. een contract uit 1543), waarin de “petanster” (rentmeester) van de Abdij van Averbode aan Jan Meeus uit Vrillichoven een “hoeve bi der Capellen” verpacht. Het is overigens waarschijnlijk dat enkel de ligging nabij de kerk voldoende aanleiding was betreffende perceel de naam “Kerkakker” te geven, terwijl ook verder weg gelegen bezittingen van de kerk deze naam toebedeeld kregen (zie b.v. de akker bij de hoeve ter Wehamel.) |
|
Boek Kasteren
Boek Kasteren
Ruim 25 jaar ben ik lid van Kèk Liemt, nu erfgoedvereniging Kèk Liemt. In die tijd heb ik me verdiept in de geschiedenis van Liempde en de inwoners, vooral van Kasteren. Het archief van Liempde, opgeslagen in de kelder van het gemeentehuis te Boxtel tot voor enkele jaren terug, heb ik vanaf +1700 tot 1960 geheel doorgespit over gegevens over Kasteren en alles gekopieerd en thuis opgeslagen. Ook gegevens van Kasteren in het kadaster en het BHIC die openbaar zijn heb ik grotendeels in bezit. Anderhalf jaar geleden heb ik besloten, samen met mijn buurman Geert Gijsbers, om een boek over Kasteren te schrijven. Het schrijven van de inhoud is aan mij, het uittypen, corrigeren en waar nodig de juiste taalkundige aanpassingen van de tekst voorstellen doet Geert. Omdat je als schrijver al jarenlang in deze materie zit kun je soms uit het oog verliezen dat het verhaal ook voor buitenstaanders begrijpelijk moet zijn. Daar Geert sedert 2008 in Kasteren woont weet hij genoeg van Kasteren en wijst hij op deze punten en corrigeert de tekst. De tijdsperiode die in het boek beschreven wordt loopt grofweg van 1800 tot heden ten dage, dit echter als de bewoners hun medewerking verlenen door het verstrekken van gegevens. In het boek worden alle huizen van Kasteren beschreven met eigenaren, bewoners, gebeurtenissen en voorvallen die in het archief te vinden zijn. Zoals bekend wordt er sinds september 2023 ook gewerkt door een aantal andere personen aan een boek over Kasteren. Dit is voor ons echter geen belemmering om ons boek te schrijven. Ervan uitgaande dat iedereen zich grofweg aan de afspraken houdt die door contacten in het verleden zijn gemaakt zal het schrijven van deze boeken elkaar in het geheel niet bijten. Als men alles over de geschiedenis van Kasteren uitgebreid wil schrijven zijn zelfs twee boeken nog lang niet genoeg.
Wij doen dit als hobby in onze vrije tijd en hebben hier nog geen limiet aan verbonden. Het streven is echter om eind 2026, begin 2027 een datum voor het uitgeven te kunnen vaststellen. Wij hopen dit samen met Kèk Liemt te kunnen verwezenlijken.
Jan van de Sande
4 september 2024 |
|
Familie Beetz
Soldaat Jan Beetz.
Dit is het levensverhaal van een achtergebleven soldaat in Liempde uit Zaandam in de jaren na de Belgische Opstand.
In Liempde zijn, zoals in heel zuidelijk Nederland, tijdens en na de Belgische Opstand soldaten gelegerd. Verschillende van hen zijn in Brabant blijven wonen. Een van hen was Jan Beetz, geboren te Zaandam en zoon van Jacob en Sijtje Klaas Russelmans. Jan Beetz was fuselier bij de infanterie en gelegerd te Vledder in Drenthe. Jan was ingekwartierd bij de fam. Hendrik van Oers die in de Maai woonde. (Hendrik is de betovergrootvader van mijn oma aan moederskant.)
Hendrik en zijn vrouw hebben 2 zonen en 3 dochters. Jan Beetz trouwt op 14 oktober met een van deze dochters, Maria Catherina. Maria heeft als ongehuwde moeder al 2 kinderen gekregen. Het eerste kind, Gerard, geboren op 9 december 1833, Maria was toen 22, is op 2-jarige leeftijd overleden op 28 maart 1836. Het tweede kind, Hendrik wordt geboren op 5 november 1837. Wanneer Jan trouwt met Maria verklaren zij beiden dat Hendrik hun kind is, uit hen samen is geboren en dat zij het dus als wettig erkennen. Voor zijn huwelijk krijgt Jan enige tijd verlof van zijn commandant te Vledder. In deze tijd komt er ook een wet die bepaalt dat een militair die kinderen heeft voor onbepaalde tijd verlof kan krijgen. Als zij trouwen geven zij beidente kennen dat ze niet kunnen schrijven en ook de schrijfkunst nooit beheerst hebben. Op 29 april 1839 krijgt Jan voor onbepaalde tijd verlof. Hij wordt van beroep dagloner. Na hun huwelijk zijn ze gaan wonen in een klein boerderijtje kadasternummer A231) aan de Hulzer op Den Berg2).
De moeder van Jan Beetz verblijft,als hij trouwt, in Ommerschans in Drenthe. Zij is hier opgenomen in de opvoedkolonie voor landlopers en bedelaars. Zijn vader is dan al overleden. Jan en Maria krijgen samen 6 kinderen. Vanaf 1 januari 1841 komt het gezin in de onderstand3) ( soort bijstand.) Het gezin van Jan en Maria heeft tot 1857 Fl. 2,00 per week onderstand gehad, betaald door de gemeente Zaandam.
In de geboorteaangifte van zijn dochter op 24 januari 1842 staat Jan vermeld als militair. Dus Jan heeft na zijn verlof weer voor een periode gediend als soldaat. Bij de aangifte van een levenloos kind op 30 maart 1849 staat hij weer vermeld als dagloner.
Op 6 juni 1857 overkomt het gezin een ramp. Het huisje brandt af. Om half negen 's avonds bericht Adriaan van Esch aan burgemeester Evert van de Sande dat het huis van Jan Beetz in brand staat. Het huisje dat geheel bestond uit hout en een strooien dak, stond 20 minuten gaans van de kom van Liempde en was bij aankomst van de brandspuit met inboedel en al geheel af gebrand. Toen de brand ontstond was de vrouw van Jan op het land aan het werken. Ze heeft haar kind van 5 maanden oud nog net kunnen redden. Verder was er niemand thuis. De oorzaak van de brand is onbekend gebleven. De schade was Fl. 100,00 voor het huis en Fl.50,00 voor de inboedel. Het huis en de inboedel waren niet verzekerd.
De Liempdse gemeente doet 3 dagen na de brand een beroep op de gemeente Zaandam om hulp voor dit arme gezin wat niets meer heeft. Het gemeentebestuur geeft in hun verzoek aan dat de gemeente Liempde hen tijdelijk een huisje heeft geleend en dat Jan met hulp van de buren een nieuw huisje kan bouwen en kleren kopen. Jan en zijn gezin zijn heel goed gezien en zullen zeker ook hulp krijgen van vele mensen. Wanneer de gemeente Zaandam nu Fl. 50,00 geeft komen ze er zeker weer bovenop. Het gezin heeft na deze gebeurtenis nog steeds enige onderstand genoten van de gemeente Zaandam. De laatste jaren, tot het voorjaar van 1871 is ook geld overgemaakt voor geneeskundige hulp. Jan Beetz is op 25 november 1879 overleden. Zijn vrouw Maria is in 1882 naar Boxtel verhuisd om bij haar ongehuwde dochter Johanna te gaan wonen. Haar zoon Johannes, getrouwd met Elisabeth van Hoof, is in haar boerderijtje op A401 gaan wonen. Maria is op 18 februari 1883 te Boxtel overleden.
Zijn zonen hebben in de loop der tijd allemaal Liempde verlaten en zijn gaan wonen in Gemert en Aarle-Rixtel. De naam Beetz is vanaf die tijd in Liempde helemaal verdwenen. De naam Beetz is afgeleid van een klein waterloopje in Noord-Holland, de Beetz (1481).
1) Dit is steeds hetzelfde boerderijtje. Het heeft achtereenvolgend 3 verschillende nummers gehad, te weten A23, A36 en nog later A40. 2) Deze locatie komt ongeveer overeen met de locatie waar nu Jan van de Meerendonk woont aan de Molendijk. 3) Men krijgt in die tijd alleen toestemming zich te vestigen in een andere gemeente als men van de oorspronkelijke gemeente een verklaring van goed gedrag heeft en dit gemeentebestuur verklaart er voor in te staan dat betrokkene in zijn/haar eigen onderhoud kan voorzien. Wanneer dit laatste niet lukt, zoals bij Jan, dan is de gemeente waar men oorspronkelijk vandaan komt, in dit geval Zaandam, verplicht het onderhoud van deze mensen te bekostigen.
Jan van de Sande |
|
|