Van de Voorzitter
We mogen voorzichtig weer.
Echter het virus is nog niet verslagen, integendeel. We moeten nog wel voldoende afstand van elkaar houden. Dat is voor sommige onderdelen van onze vereniging wel een probleem. Zo moeten lezingen en algemene vergaderingen nog even wachten. D'n Liempdsen Herd is daar niet groot genoeg voor om dit op 1,5 meter te doen.
Onze cursussen kunnen wel weer starten omdat we met een maximum van 15 deelnemers werken en daar is voldoende ruimte voor. Begin oktober herstart de cursus Genealogie. Deze was, begin 2020 vlak na de start, vanwege de pandemiemaatregelen stilgelegd. De deelnemers hebben ondertussen bericht gehad dat de cursus weer wordt opgepakt.
Pas als de 1,5 meter regel wordt afgeschaft hervatten we ook de lezingen. De planning daarvoor is gereed en we zullen jullie via e-mail en website snel op de hoogte stellen.
Noteren jullie 22 augustus al vast in de agenda? We gaan fietsen onder leiding van Ger van den Oetelaar en trakteren jullie na afloop op een kop soep en een broodje. Gaan jullie mee? Voor leden is de fietstocht gratis, introducés betalen € 5,00. Aanmelden via Info@kekliemt.nl. Tot spoedig ziens.
Els Vissers. |
|
|
Actueel
Bindingsfietstocht leden Erfgoedvereniging Kèk Liemt.
Nu de Lock-downmaatregelen enigszins versoepeld zijn, willen we ook voorzichtig onze activiteiten opstarten. Voor wat betreft de lezingen houden we, zoals onze voorzitter al aangeeft, nog een slag om de arm, omdat we tijdens lezingen de 1,5 meter maatregel niet kunnen garanderen.
Voor onze buitenactiviteiten is dat anders. Daarom willen we op 22 augustus a.s. onze leden uitnodigen om mee te fietsen met een inspirerende fietstocht met na afloop een kop soep en een broodje. Noteren jullie alvast datum en tijd. Vertrek om 10:00 uur vanaf bezoekerscentrum D'n Liempdsen Herd - Barrierweg 4. Nadere info volgt en... wij zien er naar uit. Jullie toch ook? |
|
|
Oudemannengasthuis en Coppel Bosch
In 2019 kocht Brabants Landschap het bos De Coppel onder Liempde/gehucht , Kasteren van Stichting Mannengasthuis uit Boxtel. Het ligt in Liermpde, in de Maai tegen de grens met Sint-Oedenrode. Bijzonder aan dit bos is dat het bos, sinds de instelling van het kadaster in 1832, nog nooit verkocht is. Waarschijnlijk was het bos er al sinds de 17e eeuw. In 1650 werd een mannengasthuis (in Boxtel) gebouwd. Het heeft bestaan tot 1919. In het Coppelbosch komen naast middeleeuwse grenswallen ook een perceel essenhakhout voor dat in Het Groene Woud bijna niet meer voorkomt. Op de kaart van Hendrik Verh ees (Bodem van Elde, 1802) is Coppel Bosch al weergegeven.
Ger van den Oetelaar. |
|
|
Beeldbank vraag
Groepsportret (evkl015684) met dames van de Boerinnenbond. De foto werd gemaakt in 1974 tijdens een toneeluitvoering. Waar vond deze voorstelling plaats en nog belangrijker wie zijn deze dames? Reacties graag naar info@kekliemt.nl |
|
|
Archeokout
Ouwe meuk
Kent u die uitdrukking? Vast wel (?), het is immers een typisch Zuid-Nederlands woord. Voor een randstedeling als ik ligt dat anders. Mijn oude HBS-woordenboek Koenen-Endepols noch mijn etymologische Franck-van Wijk van Haeringen kennen het. Google wel. Meuk betekent troep of bewaarplaats. Komt dat even goed uit, daar wilde ik het juist over hebben met u als kèk lezer. Niet omdat jij oud bent, al lijkt dat er bij te horen als je in erfgoed geinteresseerd bent, maar omdat rotzooi ook maar relatief is en soms zelfs conservatiewaardig.
Wat is oud? Een solex is oud, misschien wel 60 jaar, maar ze rijden nog rond bij nostalgische feestjes. Een uniformknoop van de sans-culottes is oud, ruim twee eeuwen. (Ga je mee zoeken in het CARE-Summer schoolproject over de slag om Boxtel?) Fitselstek-wanden zijn oud, maar hoe oud? Die techniek werd gebruikt ergens tussen prehistorie en begin vorige eeuw. En merovingische kralen, terra sigilata potjes, ijzertijd grafheuvels, mesolithische schrapers en bifaciale vuistbijlen, allemaal oude meuk. Wat moet een mens daarmee?
Antwoord: goed bewaren! Ze liggen meestal diep onder de grond, een prima opslagplaats. Laat het liggen zodat de context niet wordt aangetast. Wachten op betere tijden, waarin we ze met meer succes kunnen conserveren, duiden en bestuderen. Echter ... de grond is alleen maar een bewaarplaats als wij er niet in gaan zitten bakkeleien. En dat is nu precies wat we wel doen. Er wordt wat afgegraven, gebouwd, diepgeploegd, gedraineerd en anderszins overhoop gehaald. We zijn bezige baasjes en maken zooi die over enige tijd weer rot wordt en vervalt tot ouwe meuk. In de tussentijd wordt allerhande belangwekkends uit vele verledens onherstelbare schade toegebracht, tenzij we die bedreigde bodem eerst onderzoeken op oud materiaal en die in veiligheid stellen. Liever niet, maar het is soms niet anders.
Archeoloogje spelen met detector, spade, troffel en gps-apparatuur doe je eigenlijk alleen maar als het niet anders kan, als je het risico loopt dat er zonder die ingreep het een of ander verloren gaat. Als dat gevaar bestaat dan moet het opgegraven worden en wel op last van de overheid. Die overheid is verplicht zich te bekommeren om ons erfgoed. Dat doet die overheid helaas niet altijd. Soms is dat gebrekkige kennis of onvoldoende menskracht of pecunia, maar ook is er een zekere mate van onwil zowel bij overheid als bij projectontwikkelaars. Controleren op archeologische waarde is duur, kost tijd en levert geen direct meetbare voordelen. Zie je iets ouds bij het graven? "Gauw dichtgooien", zei de medewerker van het grondmechanisch bedrijf. Wil je de restanten van de smidse in de Liempdse pastorietuin zien? Dan jagen wij er eerst een bulldozer overheen, lekker puh. Dank u wel uitvoerder. En de overheid doet al moeilijk over overleg.
Wat kunnen wij als erfgoeders er aan doen om erfbeter te worden en ons verleden niet zomaar te grabbel te gooien? Het belangrijkste lijkt me een gezonde interesse in onze voorvaderen en voormoederen. Wat lieten ze ons na waaruit we kunnen begrijpen wat ze deden en vooral wat ze bezielden. Daarmee bedoel ik niet alleen onze grootouders, zoals lijkt te gebeuren bij de boeremèrt, maar ook daarvoor en daarvoor en daarvoor en ... . De interesse in onze ouwe meuk is de basis voor onze wil tot bescherming, onze motivatie om met de overheden samen te werken teneinde te redden wat er te redden is en te bewaren wat bewaard kan worden. Onze nieuwsgier, onze overtuiging, onze behoed- en behoudzucht, onze ogen en onze meldingen zijn onontbeerlijk.
Daarnaast werkt het natuurlijk extra motiverend als u op de hoogte bent van het verleden, de wording en de geschiedenis van ons dorp. Om zulks te bevorderen hebben we erfgoedvereniging Kèk Liemt en de expertise van haar leden en andere historisch en archeologisch geinteresseerden. Werk en denk mee met Kèk Liemt en laat uw produkten zien en uw gedachten horen, opdat Kèk Liemt u en de uwen helpe in het begrijpen en genieten van de wonderen uit ver vervlogen dagen. Zo investeert en participeert u in het huidige en heuglijke rentmeesterschap over ons Liempde.
Jaap van der Woude,
lid archeologische werkgroep Boxtel/Liempde. |
|
|
|
|
Liempdse spreuken van Marinus van Giersbergen - deel 1
Marinus van Giersbergen (1923-2014), zie foto, was jarenlang een actief lid van Kèk Liemt. Hij verzamelde o.a. Liempdse spreuken. Hierbij een eerste selectie van de verzameling van Marinus.
Kippen Nie geleie eier kunde nie tellen Un slim hen li nog welles in de nittele Kakele es un kiep zonder kop De hort op goan Mi de henne op stok De zal struif koste Hij kan zèn nestei nie vijne Mi de ouw henne de mars in Un wijnei Ge moet er gin eiere onder leggen, want hij makt ze vuil Nou witte wor ut henneke op de nest gao Unne goeie hôan is nie vet Ut valt es hennemes Es den boer kiep eet, dan is den boer of de kip ziek
Honden en katten Es ge unne hond zoekt, kunde aalt unne klippel vijnen Hij hi hondsliefde en een geitenhartje Ze akkerdere es kat en hond De is un emunt ketje De kat bé ut spek zette Hij sti mi unne dikke start De ge spoart ut uwe mond is vur de kat en de hond Wie unne honde wint mi kopen, verspeult ie mi pisse Alle honds gezeiken Es den hond schèt dan valt er wè Poetsen de katte dan kregde volk| Hoe meer ik de mensen leer kennen, hoe meer ik van menne hond haauw
Ger van den Oetelaar. |
|
|
|
Liempdse klompenmakersfamilies: Van Aarle - deel 1
Martinus van Aarle (1824 – 1907) komt uit een boerengezin van acht kinderen dat woont in het buurtschap Olland. Hij was klein van stuk en werd daarom Marteke genoemd. Hij trouwt in 1861 Adriana van der Velden uit Schijndel en ze gaan ook wonen in Olland. Daar worden drie kinderen geboren, Cornelus en Cornelia in 1862 en Adrianus in 1863. In datzelfde jaar koopt Martinus enkele percelen grond in Kasteren (Liempde), genaamd de Maai, ter plaatse genaamd de Strepen. Daar bouwt hij een boerderij (zie foto) met klompenmakerij waar hij in mei 1864 gaat wonen.
Martinus is klompenmaker van beroep en daarnaast boert hij ook. Daar krijgen zij nog 6 kinderen, Hendrikus (1864), Elisabeth (1866), Johannes (1868), Cornelia (1869), Johannes (1870) en Johanna (1872). In 1880 overlijdt Adriana, de vrouw van Martinus, op 44-jarige leeftijd. De oudste is dan achttien jaar, de jongste acht jaar. Martinus heeft het niet zo gemakkelijk om voor zijn grote gezin de kost te verdienen, getuige de brief die Walterus van de Laar, burgemeester van Liempde, in 1855 schrijft aan de commissaris van de koningin.
Hij geeft in zijn brief te kennen dat Martinus van Aarle zowel de landbouw als de klompenmakerij uitoefent. Zijn tweede zoon Adrianus is op 1 mei 1883 in militaire dienst getreden bij het tweede Regiment Infanterie. Hij komt op 1 mei 1884 met onbepaalde tijd verlof. Adrianus is tot 30 april 1889 in dienst gebleven. Dat zijn 3e zoon Hendrikus, op 2 mei 1884 in dienst trad, juist toen Adrianus verlof kreeg, is erg ongelukkig voor Martinus. Tijdens zijn moeilijke omstandigheden als weduwnaar is er steeds een zoon in dienst. Voor Martinus is deze dienstplicht een kleine ramp. Hij heeft zijn zonen hard nodig op de boerderij en in de klompenmakerij om de kost te kunnen verdienen. Zonder zijn zonen kan Martinus het gekochte hout niet tot klompen verwerken terwijl de tijd, winter en voorjaar, juist gunstig zijn voor de verzending van de gemaakte klompen. De burgemeester acht het noodzakelijk dat zijn 3e zoon Hendrikus nog 2 à 3 maanden verlof krijgt om samen met Martinus het klompenhout te verwerken. Op navraag van de Commandant van het 3e Regiment Artillerie, schrijft de gemeente het volgende:
“Martinus van Aarle heeft een huis met wat bouwland en weilanden waarop een schuld rust van 2800 gulden, bijna zoveel schuld als de grond waard is. Hij heeft zeven kinderen: Cornelus, 22 jaar landbouwer en ook klompenmaker, Adrianus, 21 jaar landbouwer, Hendrikus, klompenmaker en eigenlijk de klompenmakersbaas. De oudste dochter is 18 en dan zijn er nog drie kinderen van 13 tot 15 jaren. De vrouw is in 1880 overleden. Vanaf dat moment moest Martinus alleen het huishouden met jonge kinderen verzorgen. Zijn oudste dochter was op dat moment nog maar veertien jaar. Sedert het overlijden van zijn vrouw is Martinus van Aarle in zijn financiën teruggegaan. Martinus is een hardwerkende kostwinnende man. Daarbij kwam nog dat toen zijn 3e zoon Hendrikus in 1884 in dienst moest, hij kwam te staan voor de verplichting om voor Adrianus een plaatsvervanger-dienstplicht te stellen, hetgeen honderd gulden gekost heeft. Ofschoon het Martinus van Aarle niet paste heeft hij zich toch deze uitgave moeten getroosten omdat hij anders gedurende een vijftal maanden twee zonen zou hebben gemist. Indien er ooit noodzakelijkheid bestaat om buitengewoon verlof van drie maanden te verlenen, dan is het dunkt ons zeker hier bij Van Aarle. Wij adviseren dan ook gaarne dat aan de soldaat Hendrikus van Aarle het gevraagde verlof mag worden verleend. Ondertekend door M. van de Velden, loco-burgemeester en H.H. van de Sande, loco-secretaris.”
Ger van den Oetelaar |
|
|
Toponiem verklaard
Wedehage op de grens van Liempde en Boxtel
In Liempde staan een aantal toponiemenbanken en toponiemenpoorten. Deze zorgen dat de Liempdse toponiemen zoals door Frits Beelen in 2002 in ons boek "Liempdse Contreien in Naam door de Eeuwen heen" beschreven zijn.
Wedehage is een van de oudste toponiemen van Savendonk en komt al voor in de stichtingsakte van Bodem van Elde (1314), het ligt op de grens van Liempde en Boxtel. De verklaring van de naam is enerzijds gelegen in de plant Wede, waaruit een blauwe kleurstof bereid wordt, anderzijds vanwege “hage” wat ongetwijfeld refereert aan de bosachtige omgeving van Savendonk.
Maandelijks zal er een toponiem, uit het boek van Frits Beelen, worden opgenomen in onze Nieuwsbrief Kèk Efkes.. Wilt u meer lezen over de toponiemen? Het boek is te koop voor € 10,00. Bestellen kan via info@kekliemt.nl onder vermelding van "Toponiemenboek Liempde."
Ger van den Oetelaar |
|
|
Verdwenen objecten
Veldersche hoeve
De Veldersche hoeve was zoals ook de rest van Velder vanaf de vroege middeleeuwen tot begin 19e eeuw eigendom van de Heer van Boxtel, hij gebruikte Velder als zijn omwalde en beschermde jachtgebied. Met zijn jachtgezelschap kwam hij van van kasteel Stapelen via het huidige Velderswegje in Lennisheuvel, Velder aan de zuidwestzijde binnen (zie kaart). Daar stond de Veldersche hoeve van waaruit het jagen begon.
Op de boerderij zat een pachter die ook in Liempde belasting betaalde, hij was de grootste betaler binnen Vrilkhoven wat een indicatie geeft over de grootte van de boerderij. Vanuit Parijs, waar hij woont, laat de heer van Boxtel, prins Van Salm-Kirbourg in dat jaar een bouwkundig onderzoek verrichten naar o.a. de Veldersche hoeve. Het onderzoek vindt plaats door o.a. Henrik Verhees (1744-1813). De conclusie van prins Van Salm-Kirbourg was ondanks het advies dat voor 135 gulden de boerderij opgeknapt zou kunnen worden, om de Veldersche hoeve te slopen en te verkopen. In 1768 wordt de boerderij in 31 verschillende delen op Stapelen verkocht. Wat resteert is weiland met het toponiem "De Huisplaats". Velder gaat in 2021/2022, samen met ARK-Natuurontwikkeling archeologisch onderzoek doen naar de Veldersche hoeve in het kader van natuurointwikkleing Velder - De Hemel.
|
|
|
Waar was de gemeijnt Tuijtelaer in Liempde?
De grote gemeijnt Bodem van Elde werd vanaf de stichting in 1314 stukje bij beetje ontgonnen. Kasteren behoorde tot de Bodem van Elde en een van de laatste restanten was de gemeijnt Tuijtelaar. Op de kaart van Hendrik Verhees (1802) is deze gemeijnt/gemeente explixiet aangegeven. Tuijtelaar lag vlak bij de Slophoosweg op Liempds grondgebied. Het huidige zandpad Gilders loopt dwars door de vroegere locatie. Vroeger heette deze zandweg richting Schijndel Teutelaarstraat (zie boek Kasteren, een gehucht apart pag. 112). De naam Teutelaar heeft alles met hopteelt te maken.
Schijndel was de hophoofdstad in deze streek. Hop was licht van gewicht en daarmee fraudegevoelig. Voor hopfraudeurs bestond zelfs een aparte term: Teutelaar. Het is natuurlijk puur toeval dat de weg vanuit Kasteren richting Schijndel, tot de aanleg van het Duits lijntje, de Teutelaarstraat heette. Het vervalsen van hop door er nutteloos gewicht aan toe te voegen, is te allen tijde een verlokkende handelswijze geweest. Dit gebeurde door: met Kruys- ende andere groote gewrongen bladeren van de hoppe, ook met poeders, dewelke sij daervan ende van andere bladeren ende kruyden komen te maken, met gekopte rankskens ende andere ander ondeugdelijken mengelingen, mitsgaeders dat de belle-hoppe woordt geplukt met lange stelen, takkeringhen ende kleine blaederkens, ende oock gemengelt met de voorseude poeders, ende somwijlen met sant ende andeersins beswaert met besproeyinge van waeter. |
|
|
Een mussengilde in Liempde.
In de 19e eeuw zijn er op diverse plaatsen zogenaamde “mussengilden” opgericht; in Steenbergen zelfs al in de 18e eeuw. Deze gilden hadden ten doel zoveel mogelijk mussen en ander schadelijk gevogelte af te schieten, waarbij een premie per ingeleverde vogel werd uitbetaald. Soms werden gebruiken overgenomen van bestaande schuttersgilden, zowel het schieten op de schutsboom en het in dit verband kiezen van een koning of keizer.
In Liempde is een mussengilde opgericht in 1858. De initiatiefnemer, W. v.d. Sande, vroeg de gemeenteraad om subsidie. Er werd teveel schade aangericht aan de landbouw door de steeds grotere aanwas van mussen en eksters. Het was de verzoeker wel bekend, dat "door de wijsheid van den Allerhoogsten geen diertje, geen levend wezen, hoe gering of nietig dit ook in het oog van den mensch schijnen moge, op aarde geplaatst zijn, zonder dat deze den mensch of hetgeen hem hier ten zijnen gebruike gegeven is, op eenige wijze nuttig en voordeelig zijn”.
Maar de schade, die deze vogels aanrichten, weegt niet op tegen het voor deel dat zij geven, zodat ze moeten worden beschouwd als schadelijk voor de mens te zijn. In 1905 was de naam “mussengilde” niet meer in gebruik en bestond er ook geen enkele overeenkomst met een schuttersgilde. De vereniging bestond toen uit 13 leden, die zich ieder verbonden om jaarlijks 50 mussen te doden, op boete van 3 cent per mus van het tekort. In het gemeentearchief werd een verzoek om subsidie aangetroffen van de "Vereeniging tot bestrijding der musschenplaag”, ondertekend door M. van Eijndhoven als voorzitter, terwijl de naam van de secretaris "V.d. Spank” zou kunnen zijn. Subsidie werd gevraagd van 1 cent per gedode mus en 2 cent voor de mus, die in de maand mei werd gedood. In totaal werden in dat jaar 1329 mussen gedood, waarvan 171 in de maand mei. Het kostte de vereniging dus nog al wat premiegeld, zodat onder subsidie het voortbestaan twijfelachtig was. Enkele oudere inwoners in Liempde herinneren zich nog, dat de mussenkopjes aan een draad werden geregen, tot de tijd van inleveren was gekomen.
Bij bakker A. v.d. Wiel aan 't Kaarpad konden ook de kinderen mussenkopjes inleveren voor 1 cent, zodat de bakker voor zijn vereiste aantal niet al te veel tijd hoefde te besteden. Musseneieren kwamen niet voor premie in aanmerking en evenmin de kopjes van te jonge vogels. Hoe lang de vereniging heeft bestaan is niet bekend. Zij is in ieder geval vóór de oorlog (1940) opgeheven.
(door wijlen archivaris Wim Cornelissen) |
|
|